White Star Line had in 1907 om drie grote passagiersschepen te bouwen die de Atlantische Ocean zouden oversteken naar New York met een snelheid van 39 km per uur. De snelheid kreeg minder prioriteit dan de luxe in de eerste klas. De schepen kregen de namen Olympic, Gigantic en Titanic.

De scheepsbouwkundigen Alexander Carlisle, Thomas Andrews en Edward Wilding maakten het definitieve ontwerp voor de schepen. Er werd veel aandacht besteed aan de inrichting van de luxe vertrekken. Op 31 maart 1909 ging de bouw van de Titanic van start in het Noord-Ierse Belfast. Het plan was eerst om 64 reddingssloepen aan boord te hebben, maar dit aantal werd door de algemeen directeur van White Star Line gehalveerd, ten behoeve van het uitzicht. Ook was hij bang dat passagiers minder vertrouwen in het schip zouden hebben bij het zien van zoveel sloepen. Van de drie schepen die gebouwd werden door White Star Line was de Titanic de laatste die in gebruik werd genomen. De Titanic werd beschouwd als het grootste schip ter wereld. Op 10 april 1912 vertrok de Titanic vanuit het Engelse Southampton. Tijdens de reis maakte de Titanic een koersverandering waardoor het schip een aantal mijlen zuidelijker voer dan gepland. Het ijsgebied in het zuiden was veel groter, hier werd de Titanic via radioberichten van andere schepen voor gewaarschuwd. Deze berichten werden niet allemaal doorgegeven aan bij de brug, werknemers waren namelijk ook druk bezig met het versturen van privé-telegrammen. Hierdoor wist de bemanning van de Titanic niet waar het ijsveld precies lag. Alle officieren wisten van de waarschuwingen, maar iedereen had verschillende informatie en niemand had een totaalbeeld. Zo kon het gebeuren dat de Titanic werd ingesloten door een groot ijsveld.

Op 14 april om 23:40 werd door een matroos uit het kraaiennest de alarmbel geluid. De Titanic probeerde nog om de ijsberg heen te sturen, maar het was te laat en de Titanic ramde de ijsberg met hoge snelheid. De romp werd hierdoor ernstig beschadigd. Door het water dat naar binnen stroomde, ging het schip onherroepelijk zinken. Slechts een deel van de passagiers, met name die uit de hogere klassen kon geëvacueerd worden. De Titanic brak doormidden en zonk naar de bodem om 02:20 uur die nacht. 1522 van de 2223 passagiers en bemanningsleden overleefden de ramp niet.